Fiscus mag bij suppletie om machtiging oude FE vragen
Dient een btw-ondernemer suppletieaangiften in onder vermelding van het btw-nummer Een bv exploiteert een digitaal platform, waarop door broadcasters, met wie de bv Geen zelfstandig recht op teruggave Rechtbank Den Haag oordeelt dat de Belastingdienst in redelijkheid heeft kunnen besluiten Bron: Rb. Den Haag 12-09-2024 (gepubl. 06-01-2025).
van de fiscale eenheid-btw waartoe hij behoorde? Dan moet hij ook zorgen voor een
geldige machtiging van die fiscale eenheid.
gebruikersovereenkomsten sluit, livesessies worden aangeboden voor particuliere bezoekers.
Vanaf 2016 tot en met 23 april 2019 heeft de bv deel uitgemaakt van een fiscale eenheid
(FE) voor de omzetbelasting. Op 1 september 2023 dient de bv suppletieaangiften omzetbelasting
in voor de jaren 2016 tot en met 2018. Dit doet zij onder vermelding van het btw-nummer
van de FE waartoe zij niet meer behoort. De Belastingdienst heeft deze suppletieaangiften
buiten behandeling gesteld. De reden daarvoor was het ontbreken van een toereikende
machtiging van de moedermaatschappij van de FE. De bv heeft bezwaar gemaakt tegen
deze beslissing en een kort geding aangespannen tegen het ministerie van Financiën
en de moedermaatschappij. De voorzieningenrechter moet beoordelen of de Belastingdienst
in redelijkheid kon eisen dat de bv een machtiging van de moedermaatschappij overlegt
voor het indienen van de suppletieaangiften.
de suppletieaangiften buiten behandeling te stellen wegens het ontbreken van een toereikende
machtiging. De rechtbank stelt vast dat de bv gedurende de relevante periode deel
uitmaakte van de FE waarvan de gedaagde vennootschap de moedermaatschappij was. De
Belastingdienst heeft terecht een machtiging van die moedermaatschappij verlangd.
De rechtbank verwerpt het betoog van de bv dat zij zelfstandig recht heeft op teruggave
van btw over de jaren 2016 tot en met 2018. Verder acht de rechtbank het aannemelijk
dat de Belastingdienst niet onvoorwaardelijk heeft erkend dat de bv recht heeft op
teruggave van omzetbelasting over deze jaren. Daarom wijst de rechtbank de vorderingen
van de bv af. Bovendien moet zij de proceskosten van zowel de Staat als de moedermaatschappij
betalen, begroot op € 1.973 per partij.