Villatax en afbouw Hillen-aftrek zijn toegestaan
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de zogeheten villatax en de afbouw van de Hillen-aftrek Een man en zijn fiscale partner bezitten in 2021 een eigen woning met een WOZ-waarde Strijdigheid met rechtsbeginselen? De man is het niet eens met deze gang van zaken. Hij begint een beroepsprocedure voor het gelijkheidsbeginsel; het evenredigheidsbeginsel; het égalité-beginsel (recht op nadeelcompensatie); het recht op ongestoord genot van eigendom. Geen reden om van wet af te wijken Maar de rechtbank wijst onder meer op de beoordelingsvrijheid van de wetgever bij Bron: Rb. Noord-Holland 15-10-2024 (gepubl. 12-11-2024).
niet dusdanig botsen met rechtsbeginselen, dat men deze bepalingen buiten toepassing
moet laten.
van € 2.377.000. Daardoor hebben zij te maken met de zogeheten villatax. De villatax
is het hoge percentage van het eigenwoningforfait voor woningen met een hoge WOZ-waarde.
In 2024 is de villatax bijvoorbeeld van toepassing als de WOZ-waarde meer bedraagt
dan € 1,31 miljoen. In dat geval bedraagt het eigenwoningforfait € 4.585 (maximum
voor gewone woningen) + 2,35% van de WOZ-waarde voor zover deze meer bedraagt dan
€ 1,31 miljoen. Omdat de hypotheekrente van de man en zijn partner lager is dan hun
eigenwoningforfait, kunnen zij de aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld
toepassen. Deze aftrek noemt men ook wel de Hillen-aftrek. Vanwege de geleidelijke
afbouw van de Hillen-aftrek genieten de man en zijn partner per saldo nog steeds een
positief inkomen uit eigen woning van € 2.898.
rechtbank Noord-Holland. Zijn standpunt is dat de heffing van de villatax en de afbouw
van de Hillen-aftrek in strijd zijn met:
het bepalen of men gevallen als gelijke gevallen moet beschouwen. Volgens de rechtbank
worden belastingplichtigen door de villatax en de Hillen-aftrek niet onevenredige
ongelijk behandeld. Ook heeft de wetgever de financiële gevolgen van de afbouw van
de Hillen-regeling voorzien. Er zijn geen bijzondere omstandigheden die een afwijking
van de wet rechtvaardigen. Het heffen van belasting is een inmenging in het recht
op ongestoord genot van eigendom. Deze inmenging is echter in het algemeen gerechtvaardigd.
De toepassing van de wet botst niet met algemene rechtsbeginselen. De rechtbank oordeelt
dat de belastingheffing over het positieve saldo van inkomsten en aftrekposten uit
de eigen woning evenmin leidt tot een individuele en buitensporige last. Ten slotte
is geen sprake van abnormaal nadeel dat slechts een kleine groep treft. Het beroep
van de man is daarom ongegrond.