Niet aangeven inkomsten door cryptohandelaar is pleitbaar
Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de verlengde navorderingstermijn voor de inkomsten Een cryptohandelaar ontvangt in 2013 tot en met 2015 bedragen van verschillende personen Bij Rechtbank Noord-Nederland is in geschil of voor de inkomsten in 2013 de verlengde Verlengde navorderingstermijn Op de zitting stelt de inspecteur zich nader op het standpunt dat de verlengde navorderingstermijn Vereiste aangifte niet gedaan? Als de cryptohandelaar niet de vereiste aangifte heeft gedaan, moet de bewijslast Inkomsten uit cryptohandel belast als ROW Volgens de rechtbank heeft de inspecteur aannemelijk gemaakt dat de handelaar werkzaamheden Pleitbaar standpunt De rechtbank is van oordeel dat de handelaar een pleitbaar standpunt heeft voor wat Bron: Rb. Noord-Nederland 04-04-2024 (gepubl. 22-04-2024).
van een cryptohandelaar niet van toepassing is. Het niet aangeven van de inkomsten
uit de handel met cryptovaluta is pleitbaar. De vergrijpboete komt daarom te vervallen.
vanwege de verkoop van onder meer bitcoins. De inspecteur legt met dagtekening 14 december
2019 navorderingsaanslagen IB/PVV 2013 en 2014 op. De navorderingsaanslag 2015 heeft
een dagtekening van 7 november 2020.
navorderingstermijn geldt. Verder is in geschil of de vereiste aangifte is gedaan
en of de behaalde resultaten zijn te belasten als ROW of dat sprake is van normaal
vermogensbeheer. Ook is de vergrijpboete in geschil.
alleen geldt voor de ontvangsten die niet per bank zijn binnengekomen. Voor de verlengde
navorderingstermijn is het niet voldoende dat de inkomsten uit het buitenland komen.
Van belang is wel of de inkomsten zijn verworven in het buitenland. Dat is niet het
geval. De cryptohandelaar heeft de inkomsten in Nederland achter zijn computer genoten.
Bovendien kwam het geld in enveloppen in Nederland bij de handelaar binnen. Ook voor
de handelstransacties is niet aannemelijk gemaakt dat deze inkomsten vormen die zijn
opgekomen in het buitenland. De rechtbank verwerpt het beroep van de inspecteur op
de verlengde navorderingstermijn.
worden omgekeerd. Volgens de inspecteur leiden de door hem toegepaste correcties ertoe
dat de handelaar zowel absoluut als relatief te weinig belasting heeft aangegeven,
terwijl hij zich daarvan bewust was. Een groot deel van de ontvangen bedragen zijn
geen inkomsten. De rechtbank ziet slechts 4% van de ontvangsten als inkomsten (commissies).
Voor 2015 is door verliesverrekening en de heffingskortingen niet aannemelijk dat
zowel absoluut als relatief te weinig belasting is aangegeven. Ook voor 2014 wordt
de bewijslast niet omgekeerd, omdat de handelaar een pleitbaar standpunt heeft.
heeft verricht die wat aard en omvang betreft verder gingen dan louter speculatief
beleggen. Verder heeft de handelaar structureel positieve resultaten behaald met de
handel in cryptovaluta. Die structureel positieve resultaten worden veroorzaakt door
de manier waarop de handelaar de werkzaamheden verrichtte en de bijzondere kennis
die hij daarbij gebruikte. De resultaten zijn belast als resultaat overige werkzaamheden
(ROW).
betreft het onbelast zijn van de inkomsten. De rechtspraak over de vraag wanneer er
bij beleggingstransacties precies sprake is van meer dan normaal actief vermogensbeheer
is schaars en erg casuïstisch. Voor wat betreft de handel in cryptohandel is de rechtspraak
nog schaarser en er is ook geen richtinggevend arrest van de Hoge Raad. De informatie
die de handelaar had ten tijde van het doen van zijn aangiften bood voldoende aanknopingspunten
om te verdedigen dat inkomsten uit cryptohandel onbelast zijn. De handelaar heeft
een pleitbaar standpunt ingenomen door de inkomsten niet aan te geven. De vergrijpboete
komt te vervallen.