Rechtbank vermindert box 3-heffing tot werkelijk rendement
Rechtbank Noord-Holland heeft bepaald dat de box 3-heffing voor een belastingplichtige Het box 3-vermogen van een man en zijn echtgenote bestaat per 1 januari 2020 uit bank- Belastingheffing op basis van werkelijk rendement noodzakelijk De rechtbank oordeelt dat de heffing volgens de Wet rechtsherstel box 3 nog steeds Bron: Rb. Noord-Holland 27-06-2024 (gepubl. 09-12-2024).
buitenproportioneel is en in strijd met het EVRM. Het belastbaar inkomen uit sparen
en beleggen van € 138.422 is verlaagd naar nihil.
en spaartegoeden (€ 853.912), onroerende zaken (€ 325.630), geldvorderingen (€ 721.002),
aandelen en obligaties (€ 2.085.733). De inkomsten uit dit vermogen omvatten rente
op bank- en spaartegoeden, dividenden, huuropbrengsten en waardeveranderingen van
de vermogensbestanddelen, waaronder de effectenportefeuille. Deze is in 2020 met € 481.355
in waarde afgenomen. Daardoor is het werkelijk behaalde rendement in 2020 van het
box 3-vermogen negatief. Bij Rechtbank Noord-Holland is het de vraag of de man over
2020 geconfronteerd wordt met een individuele en buitensporige last door de forfaitaire
box 3-heffing.
leidt tot een buitenproportionele belastingdruk. Daarom vermindert de rechtbank de
aanslag tot een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van nihil. De rechtbank
motiveert haar oordeel met de arresten van de Hoge Raad van 6 juni 2024. In die arresten
heeft de Hoge Raad bepaald dat belastingheffing op basis van het werkelijke rendement
noodzakelijk is om schending van art. 1 EP en art. 14 EVRM te voorkomen.