Verduidelijking regels aftrekbaarheid verteerkosten
Op 18 oktober 2024 heeft de Hoge Raad een belangrijk arrest gewezen over de aftrekbaarheid Dit arrest is relevant voor klanten die werken op locaties buiten hun hoofdverblijf Casus en oordeel Hoge Raad Een consultant woont met zijn gezin in Limburg en werkt in 2014 gedurende zes maanden Gemengde kosten De consultant gaat vervolgens in cassatie. De Hoge Raad oordeelt dat de noodzaak om Motief toetsen De Belastingdienst merkt over het arrest het volgende op. Kosten die zijn gemaakt Overstijging van gebruikelijke werktijden Het betekent niet dat de desbetreffende verteerkosten altijd zakelijk zijn. De Belastingdienst Bron: Forum Fiscaal Dienstverleners 05-12-2024, Hoge Raad 18-10-2024.
van verteerkosten voor ondernemers. Het arrest ziet concreet op de vraag wanneer kosten
voor eten en drinken, gemaakt tijdens een zakelijk verblijf, als zakelijke uitgaven
kunnen worden aangemerkt.
en daarbij gebruikmaken van horeca.
voor een opdrachtgever in Amsterdam. Daarom huurt hij in Amsterdam een studio, waar
hij van zondagavond tot en met vrijdag verblijft. De studio beschikt over een éénpitskookplaat.
In 2015 werkt de consultant van februari tot december voor een opdrachtgever in Tilburg.
In verband daarmee heeft hij in Tilburg een kamer gehuurd. Hij verblijft van zondagavond
tot en met vrijdag op deze kamer. Op die kamer heeft de man de beschikking over een
magnetron. Daarnaast kan hij een gemeenschappelijke keuken gebruiken. In de genoemde
perioden heeft de consultant de maaltijden afgenomen in of bij horecagelegenheden.
Hij wil deze kosten aftrekken van zijn winst uit onderneming, maar zowel de Belastingdienst
als Hof Den Haag menen dat dit niet is toegestaan.
te eten en te drinken op zichzelf beschouwd niet meebrengt dat de verteerkosten in
hun geheel uitsluitend zijn gemaakt ter bevrediging van persoonlijke behoeften van
de man. Zijn verblijf in Amsterdam en in Tilburg heeft plaatsgevonden met het oog
op de zakelijke belangen van zijn onderneming. Daaruit volgt dat men in beginsel moet
aannemen dat ook de tijdens die verblijven gemaakte verteerkosten zijn gemaakt met
het oog op de zakelijke belangen van die onderneming. Dat is alleen anders voor zover
de aanleiding voor het belopen van die kosten uitsluitend zou liggen in de privésfeer.
Dat eten buiten de deur duurder is dan thuis eten, betekent niet dat de kosten van
buiten de deur eten in de privésfeer liggen. De verteerkosten zijn dus in beginsel
gemengde kosten, die binnen bepaalde beperkingen aftrekbaar zijn.
met het oog op de zakelijke belangen zijn in beginsel aftrekbaar zo nodig met inachtneming
van de wettelijke beperkingen in bijvoorbeeld art. 3.15 Wet IB 2001. Als een ondernemer
die kosten maakt uitsluitend ter bevrediging van zijn persoonlijke behoeften ontberen
zij dat zakelijke karakter en zijn ze niet aftrekbaar. In deze systematiek ligt besloten
dat de inspecteur het motief (de werkelijke aard) van de kosten mag toetsen. Bij het
toetsen van het motief kan naar voren komen dat de aanleiding voor het maken van de
verteerkosten enkel is gelegen in de privésfeer. Die verteerkosten zijn niet aftrekbaar.
Voor de vaststelling of de aanleiding van de kosten is gelegen in de privésfeer is
niet voldoende dat er een noodzaak tot eten en drinken bestaat en dat kosten van maaltijden
buiten de deur hoger zijn dan die van maaltijden die thuis worden bereid en genuttigd.
De Hoge Raad heeft opgemerkt dat in samenhang met het zakelijke verblijf in Amsterdam
en Tilburg de tijdens die verblijven gemaakte verteerkosten ook zakelijk zijn. Het
privé-element van deze kosten wordt alleen beperkt op grond van de aftrekbeperking
van art. 3.15 Wet IB 2001.
meent dat, zoals ook in het arrest het geval was, sprake moet zijn van verteerkosten
die zijn gemaakt tijdens een zakelijk verblijf op een locatie, anders dan het hoofdverblijf
van de ondernemer of de onderneming (bijvoorbeeld de eigen woning of kantoor van de
onderneming) waarvan de aanwezigheid op locatie de gebruikelijke werktijden overstijgen
(zoals een meerdaags verblijf). Tot slot heeft de Hoge Raad in het arrest alleen de
drie hoofdmaaltijden (ontbijt, lunch, diner) tot de verteerkosten gerekend.