Vergoeding voor medewerking is niet te doteren aan HIR
Voor zover een vergoeding een beloning is voor het vestigen van een opstalrecht, is Twee broers drijven een akkerbouwbedrijf in de vorm van een maatschap. Beide broers Afsluitprovisie was beloning voor medewerking Vervolgens gaat de man in beroep. Maar volgens Rechtbank Noord-Nederland kan de maat Bron: Rb. Noord-Nederland 08-03-2024 (gepubl. 19-03-2024).
deze vergoeding niet te doteren aan de herinvesteringsreserve.
hebben de economische eigendom van cultuurgronden ingebracht in de maatschap. Een
van de broers sluit in mei 2018 een overeenkomst met een bv. Het gaat om het vestigen
van een opstalrecht op een gedeelte van de kadastrale percelen. Deze percelen zijn
in juridisch eigendom van de broer en de maatschap is de gebruiker van de percelen.
Het opstalrecht ziet op het plaatsen van een aantal hoogspanningsmasten op de percelen
door de bv. De bv betaalt daarvoor een eenmalige vergoeding. Deze vergoeding bestaat
uit een afsluitvergoeding plus 20% opslag en een vergoeding voor vermogensschade van
de eigenaar. De helft van deze vergoeding wordt toegerekend aan de andere broer. Deze
man wil het niet-vrijgestelde deel van de vergoeding doteren aan de herinvesteringsreserve
(HIR). Maar de fiscus weigert het deel van de dotatie dat ziet op de afsluitvergoeding.
geen HIR vormen voor de afsluitprovisie. Uit de overeenkomst blijkt dat de afsluitprovisie
een vergoeding is voor het voortvarend meewerken aan het vestigen van een opstalrecht.
De medewerking voorkomt dat de bv een gedoogprocedure moet starten. De afsluitvergoeding
is dus geen tegenprestatie voor het vestigen van een opstalrecht. De compensatie van
de waardevermindering vindt plaats door een andere vergoeding. Daardoor is niet voldaan
aan de voorwaarde voor het vormen van een HIR.