Aangaan huwelijkse voorwaarden: niet belast met erfbelasting
Het aangaan van huwelijkse voorwaarden vormt geen belaste verkrijging krachtens erfrecht, Een vrouw is in september 2015 in wettelijke gemeenschap van goederen (50%-50%) gehuwd Voorwaarden voor het bestaan van wetsontduiking De Hoge Raad stelt voorop dat het aangaan van huwelijkse voorwaarden geen schenking het ontgaan van erfbelasting het doorslaggevende motief is geweest; en bovendien het in strijd zou komen met doel en strekking van de Successiewet 1956 als men de Als eerste overlijden van de erflater was niet zeker Anders dan het hof heeft geoordeeld, is daarvan in dit geval echter geen sprake. De Bron: Hoge Raad 16-02-2024.
tenzij sprake is van fraus legis.
met een man. Zij zijn in oktober 2017 huwelijkse voorwaarden aangegaan, waarbij een
verhouding van 10% (man) – 90% (vrouw) is overeengekomen. De man is in 2017 overleden,
binnen 180 dagen na het aangaan van de huwelijkse voorwaarden. De vrouw is de enige
erfgename. De inspecteur heeft haar een aanslag erfbelasting opgelegd, uitgaande van
een 50-50-verdeling. Hof Amsterdam heeft de inspecteur in het gelijk gesteld. Volgens
het hof is sprake van fraus legis. Daarop gaat de vrouw in cassatie. De Advocaat-generaal
adviseert de Hoge Raad het cassatieberoep ongegrond te verklaren.
inhoudt. Ook niet als de echtgenoten volgens de huwelijkse voorwaarden voor ongelijke
delen worden gerechtigd tot de goederen van de huwelijksgemeenschap. Het aangaan van
huwelijkse voorwaarden kan in uitzonderlijke gevallen wel wetsontduiking opleveren.
Zo’n uitzonderlijk geval doet zich voor indien:
vermogensverschuiving tussen de echtgenoten en het vervolgens overlijden van een van
hen niet aanmerkt als een verkrijging krachtens erfrecht. Dit is het geval als op
het moment van aangaan van de huwelijkse voorwaarden zo goed als zeker is dat de echtgenoot
die daardoor voor het kleinste deel wordt gerechtigd tot het gemeenschappelijke vermogen
eerder zal overlijden dan de andere echtgenoot. Daardoor vindt een vermogensverschuiving
van de ene echtgenoot naar de andere plaats. Dan moet men aannemen dat de vermogensverschuiving
door de huwelijkse voorwaarden geen andere praktische betekenis kon hebben dan het
vermijden van erfbelasting.
inspecteur heeft namelijk geen feiten of omstandigheden aangevoerd die, indien bewezen,
de conclusie kunnen dragen dat op het moment van aangaan van de huwelijkse voorwaarden
zo goed als zeker was dat de man vóór de vrouw zou overlijden. Daarom is er geen reden
om de bevoordeling van belanghebbende als gevolg van het aangaan van de huwelijkse
voorwaarden, met toepassing van fraus legis als een verkrijging krachtens erfrecht
aan te merken. Daarom vernietigt de Hoge Raad de aanslag erfbelasting.