Besluit aanwijzing bezwaarschriften belastingrente Vpb als massaal bezwaar

schedule 17 feb 2025
bookmark_border Ondernemer, DGA



De staatssecretaris van Financiën heeft een besluit gepubliceerd waarin bezwaarschriften
tegen het in rekening gebrachte percentage belastingrente vennootschapsbelasting en
enige overige middelen vanaf 1 oktober 2020 als massaal bezwaar worden aangewezen.





Het gaat om:




  • de met ingang van 1 oktober 2020 in rekening gebrachte belastingrente voor de vennootschapsbelasting
    en de bronbelasting,




  • de met ingang van 1 januari 2022 in rekening gebrachte belastingrente voor de solidariteitsbijdrage,




  • de met ingang van 1 januari 2024 in rekening gebrachte belastingrente voor de minimumbelasting,
    en




  • de met ingang van 1 januari 2025 in rekening gebrachte belastingrente over het winstaandeel,




voor zover die bezwaren het percentage van de belastingrente betreffen dat op grond
van art. 30hb AWR j° art. 1 onderdeel b Besluit belasting- en invorderingsrente (BIR),
dan wel, met ingang van 1 januari 2024, j° art. 1 lid 2 Besluit BIR geldt.


Bij uitspraak van 7 november 2024, ECLI:NL:RBNNE:2024:4361, heeft Rechtbank Noord-Nederland geoordeeld dat art. 1 onderdeel b Besluit BIR zoals
dat luidde van 1 januari 2022 tot 1 januari 2024 onverbindend moet worden verklaard.
De onverbindend-verklaring betrof het hogere belastingrentepercentage (van 8%) voor
de vennootschapsbelasting en enige overige middelen. Met toepassing van art. 28 lid 3
AWR heeft de staatssecretaris op 18 december 2024 beroep in cassatie tegen deze uitspraak
ingesteld.


Inmiddels is een groot aantal bezwaarschriften met eenzelfde rechtsvraag ingediend
tegen het belastingrentepercentage dat vanaf 1 oktober 2020 voor de vennootschapsbelasting
in rekening gebracht wordt. Met het oog op een efficiënte en eenduidige afdoening
van de bezwaarschriften geeft de staatssecretaris daarom een aanwijzing massaal bezwaar.
Het aantal bezwaarschriften tegen de in rekening gebrachte belastingrente voor andere
middelen dan de vennootschapsbelasting die onder dezelfde bepaling vallen, is op dit
moment nog beperkt. Omdat het antwoord op de in onderdeel 2 vermelde rechtsvragen
echter rechtstreeks geldt voor de belastingrente die voor deze andere middelen in
rekening gebracht wordt, worden eventuele bezwaren daartegen ook onder deze aanwijzing
gebracht.


Naast de uitbreiding met andere middelen is met ingang van 1 januari 2024 de systematiek
gewijzigd aan de hand waarvan het geldende belastingrentepercentage wordt bepaald.
Deze wijziging houdt in dat het belastingrentepercentage – voor de genoemde middelen –
niet langer rechtstreeks is gekoppeld aan de wettelijke rente op handelstransacties,
maar – voor alle middelen – aan de ECB-rente op basisherfinancieringstransacties.
De wijziging van de systematiek aan de hand waarvan het geldende belastingrentepercentage
bepaald wordt, is geen reden om deze aanwijzing niet van toepassing te laten zijn
op de met ingang van 1 januari 2024 in rekening gebrachte belastingrente voor de vennootschapsbelasting,
de bronbelasting, de solidariteitsbijdrage, de minimumbelasting en het winstaandeel.
Ook wijkt met ingang van 1 januari 2024 het belastingrentepercentage voor de vennootschapsbelasting
en enige overige middelen af van de andere middelen. Wel kan deze wijziging van de
systematiek een reden zijn om een of meer andere proefprocedures te selecteren. In
dat geval en mede afhankelijk van het arrest in de reeds lopende cassatieprocedure
tegen de genoemde uitspraak van 7 november 2024 kunnen meerdere collectieve uitspraken
op bezwaar worden gedaan. Dit besluit is met ingang van 15 februari 2025 in werking
getreden.


Bron: MvF 07-02-2025.


https://www.fiscaalinfo.nl/document/p1-934911