Inspecteur mag niet wachten op OWR-formulier
Ook al is het efficiënter voor de fiscus om te wachten op het OWR-formulier, als de Een man heeft op 1 juni 2024 een verzoek tot herziening voor de voorlopige aanslag Werkelijk rendement box 3 is al gespecificeerd Maar de rechtbank is niet overtuigd. Hoewel de rechtbank begrijpt dat indiening van Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 10-03-2025 (gepubl. 13-03-2025).
belastingplichtige aandringt op een tijdige beslissing, moet de inspecteur daaraan
voldoen.
IB/PVV 2023 ingediend. Op 11 juni 2024 dient hij een verzoek om ambtshalve vermindering
in voor de aanslag IB/PVV 2019. Onder deze omstandigheden moet de inspecteur uiterlijk
op 27 juli 2024 respectievelijk 6 augustus 2024 beslissen, maar doet dat niet. De
man stelt de inspecteur op 31 augustus 2024 in gebreke. Twee weken later heeft de
Belastingdienst nog altijd geen beslissing genomen. De man start daarom een beroepsprocedure
en vordert van de fiscus een dwangsom. De inspecteur verzoekt Rechtbank Zeeland-West-Brabant
om een langere termijn voor de aanvraag die betrekking had op de aanslag IB/PVV 2019.
De indiening van het werkelijk rendement via het OWR-formulier is namelijk efficiënter
in de uitvoering.
het werkelijk rendement via het OWR-formulier voor de inspecteur efficiënter is in
de uitvoering, neemt dit niet weg dat de inspecteur een beslissing moet nemen als
de belanghebbende daarop aandringt. De man heeft het werkelijk rendement al gespecificeerd
bij de aanvraag, waardoor een beoordeling in dit individuele geval mogelijk is zonder
te wachten op het formulier-OWR. De rechtbank bepaalt dat de inspecteur een dwangsom
van € 100 per aanvraag moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn wordt overschreden,
met een maximum van € 15.000 per aanvraag. De rechtbank stelt de door de inspecteur
tot de datum van uitspraak te betalen dwangsom vast op € 1.442 per aanvraag, vermeerderd
met de wettelijke rente vanaf 24 december 2024 tot het tijdstip van voldoening.