Pseudo-eindheffing over vrijgesteld WKR-loon
Vrijgestelde WKR-loonbestanddelen vallen onder loonbegrip voor pseudo-eindheffing In 2018 is de dienstbetrekking tussen een bv en een werknemer beëindigd. Deze werknemer Hof stelt ex-werkgever in het gelijk De bv is daartegen in beroep gegaan. Hof Den Bosch heeft haar in het gelijk gesteld LB-loonbegrip blijft leidend De Hoge Raad vernietigt de hofuitspraak en oordeelt onder verwijzing naar de conclusie Bron: Hoge Raad 04-04-2025, Hof Den Bosch 21-02-2024 (gepubl. 04-04-2024).
excessieve vertrekvergoeding.
kwam tot dat moment in aanmerking voor toepassing van de 30%-regeling. De werknemer
heeft in 2018 en 2019 van zijn ex-werkgever vertrekvergoedingen gekregen van in totaal
€ 8,3 mln. De inspecteur heeft vanwege de zogeheten pseudo-eindheffing over excessieve
vertrekvergoedingen een naheffingsaanslag loonbelasting aan de bv opgelegd van 75%
van € 8,3 mln., ofwel € 6,2 mln. Bij de berekening van de excessieve vertrekvergoeding
zijn de aan de werknemer toe te rekenen (individualiseerbare) eindheffingsbestanddelen,
waaronder de vergoedingen in het kader van de 30%-regeling, tot het loon gerekend.
door te oordelen dat de onder de werkkostenregeling (WKR) vrijgestelde loonbestanddelen
niet tot de vertrekvergoeding behoren. De naheffingsaanslag is daarom verminderd tot
€ 4,7 mln. De staatssecretaris heeft cassatieberoep ingesteld tegen de hofuitspraak.
van Advocaat-generaal Pauwels dat ook na de invoering van de WKR het Wet LB-loonbegrip
onverkort leidend is voor het loonbegrip voor de pseudo-eindheffing over excessieve
vertrekvergoedingen. Dit betekent dat onder dit loonbegrip ook loonbestanddelen vallen
die zijn aangewezen als WKR-bestanddelen en onder de WKR zijn vrijgesteld. De naheffingsaanslag
van € 6,2 mln. blijft daarom in stand. De Hoge Raad vernietigt de hof- en rechtbankuitspraak
en verklaart het beroep van de bv tegen de uitspraak van de inspecteur ongegrond.