Stelsel vóór 2017 geen grond voor ambtshalve vermindering
De inspecteur hoeft een verzoek om ambtshalve vermindering van aanslagen IB/PVV over Een man heeft de Belastingdienst verzocht de opgelegde aanslagen inkomstenbelasting Verzoek was toch gebaseerd op nieuwe rechtspraak Rechtbank Zeeland-West-Brabant stelt vast dat de inspecteur de aanslagen heeft berekend Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 19-11-2024 (gepubl. 27-11-2024), Hoge Raad 24-12-2021.
jaren vanaf 2017 niet in te willigen als dit verzoek is gebaseerd op wetgeving en
rechtspraak over jaren vóór 2017.
over de jaren 2017 tot en met 2020 ambtshalve te verminderen. Daarbij verwijst de
man naar het zogeheten Kerstarrest. De inspecteur wijst het verzoek om ambtshalve
vermindering af. De onjuistheid van de belastingaanslagen vloeit namelijk voort uit
nieuwe rechtspraak. De man gaat echter in beroep. Hij bevestigt dat het Kerstarrest
de aanleiding is geweest voor zijn verzoek om ambtshave vermindering. Maar nu doet
hij een beroep op voorgaande jurisprudentie. Het oude stelsel is volgens hem voordeliger
dan het nieuwe stelsel, dat wordt gekenmerkt door een forfaitair vermogensmix. Daarom
kan het stelsel met de forfaitaire vermogensmix niet dienen voor de bepaling van de
box 3-heffing voor de jaren 2017–2020. De inspecteur moet de aanslagen toch ambtshalve
verminderen met inachtneming van het werkelijk behaalde rendement, aldus de man.
op grond van de wetgeving zoals die gold voor de desbetreffende belastingjaren. Daarbij
is hij niet uitgegaan van rechtsopvattingen waarvan hij had moeten weten dat ze onjuist
waren. Pas na het Kerstarrest is duidelijk geworden dat het systeem met de forfaitaire
vermogensmix in strijd is met de Europese mensenrechten en dat rechtsherstel moet
worden geboden. Het verzoek om ambtshalve vermindering is dus wel degelijk gebaseerd
op nieuwe rechtspraak. De inspecteur heeft het verzoek terecht afgewezen.