Optieovereenkomsten tussen dga en bv zijn geen dividenden
De Belastingdienst mag niet zo snel ervan uitgaan dat optieovereenkomsten tussen een Een dga heeft in 2009 en 2013 calloptieovereenkomsten gesloten met zijn holding. Als Geen winstuitdeling Voor Hof Den Haag stelt de inspecteur dat de optieovereenkomsten tussen de dga en Bron: Hof Den Haag 12-12-2024 (gepubl. 24-03-2025), Rb. Den Haag 18-01-2024 (gepubl.
dga en zijn bv alleen gezamenlijk en tegelijkertijd zijn uit te voeren.
gevolg van deze overeenkomsten behaalt de dga een optiepremievoordeel. De inspecteur
merkt dit optiepremievoordeel aan als een verkapte winstuitdeling. Daarom legt hij
de dga navorderingsaanslagen IB/PVV op voor de jaren 2012 tot en met 2015. Daarin
heeft de fiscus ook alsnog de opgegeven aftrek van verliezen op optieverplichtingen
geweigerd. De dga gaat in bezwaar en beroep tegen de naheffingsaanslagen. Rechtbank
Den Haag oordeelt dat de inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van
een nieuw feit of kwade trouw. De rechtbank vernietigt de navorderingsaanslagen en
rentebeschikkingen en veroordeelt de inspecteur tot vergoeding van immateriële schade.
Maar de Belastingdienst gaat in hoger beroep.
de holdingvennootschap onzakelijk zijn en leiden tot een winstuitdeling. Volgens de
inspecteur zijn de opties alleen gezamenlijk en tegelijkertijd uit te oefenen, al
is dat niet schriftelijk vastgelegd. Het hof oordeelt dat de inspecteur niet aannemelijk
heeft gemaakt dat de optieovereenkomsten uitsluitend gezamenlijk mochten worden uitgeoefend.
Er is geen bewijs voor een mondelinge afspraak hierover. De inspecteur heeft evenmin
aangetoond dat de optieovereenkomsten alleen de privébelangen van de dga dienden en
een onzakelijke prijsstelling hadden. Het hof concludeert dat geen sprake is van een
winstuitdeling. Daarnaast oordeelt het hof dat de inspecteur niet aannemelijk heeft
gemaakt dat de aftrek van de verliezen in strijd is met het voorzichtigheidsbeginsel.
De verliezen mogen dus worden afgetrokken.
09-02-2024).